
Jurisprudentie
AZ3003
Datum uitspraak2006-11-15
Datum gepubliceerd2006-11-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/101 WW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-11-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/101 WW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herziening en terugvordering van WW-uitkering met terugwerkende kracht.
Uitspraak
06/101 WW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 25 november 2005, 05/941
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 15 november 2006.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.A. Misker, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te ’s-Hertogenbosch, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2006. Appellante is in persoon verschenen. Het Uwv is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde als hier van belang.
2.1. Voor een uitgebreide weergave van de relevante feiten verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
2.2. Appellante is van 1 april 1991 tot 1 augustus 2001 gedurende 24 uur per week als praktijkdocente werkzaam geweest bij (de rechtsvoorgangster van) Adecco Personeelsdiensten B.V. te Utrecht. Daarnaast was zij van 1 maart 2000 tot 1 augustus 2001 voor 10 uur per week werkzaam als docente informatica bij de Onderwijsstichting Sint Bernardinus te Heerlen. Bij besluit van 31 januari 2002 heeft het Uwv aan appellante met ingang van 1 augustus 2001 een uitkering ingevolge de WW toegekend, gebaseerd op een arbeidspatroon van gemiddeld 24 arbeidsuren per week. Daarbij is aangegeven dat de uren waarin appellante sinds 2001 werkzaam is als zelfstandige, welke zijn gesteld op gemiddeld 17,08 uur per week, niet zullen leiden tot een korting op de uitkering.
2.3. Vast staat dat appellante met ingang van 1 augustus 2001 voor bepaalde tijd door de Stichting Voortgezet Onderwijs Limburg (hierna: de Stichting) is benoemd tot en als zodanig is gaan werken als lerares aan het Grotius College voor een dienstverband van 0,6681 per week, hetgeen gelijkstaat aan 24,62 uur. Deze tijdelijke benoeming tot 1 augustus 2002 is verlengd onder aanpassing van de omvang ervan naar 19,7 uur in de periode van 1 augustus 2002 tot 1 augustus 2003 en naar 22 uur in de periode van 1 augustus 2003 tot 1 augustus 2004. Naast de werkzaamheden uit hoofde van deze benoemingen gaf appellante ook als freelancer computerles aan het Grotius College.
Van 28 april 2003 tot 1 december 2003 en van 16 april 2004 tot 17 mei 2004 is appellante tevens in dienst geweest van Start Uitzendbureau B.V. (hierna: Start uitzendbureau) voor 3,69 uur per week.
2.4. Appellante heeft op de door haar vanaf 1 augustus 2001 ingevulde werkbriefjes aangegeven dat zij werkzaamheden als zelfstandige dan wel als freelancer verrichtte. Het daarmee gemoeide aantal uren bleef steeds onder de 17,08 per week. Het Uwv heeft daarom geen korting op appellantes uitkering toegepast. Op het werkbriefje betreffende de periode 31 december 2001 tot en met 27 januari 2002 heeft appellante voor het eerst melding gemaakt van freelancewerkzaamheden voor het Grotius College. Het ging toen om twee uur op 14 januari 2002 en om twee uur op 22 januari 2002. Nadien heeft zij nog een aantal malen melding gemaakt van freelancewerkzaamheden voor het Grotius College.
2.5. Naar aanleiding van een huisbezoek aan appellante op 9 juni 2004 heeft een buitendienstmedewerkster van het Uwv informatie ingewonnen bij de Stichting en bij Start uitzendbureau. Op grond daarvan heeft de buitendienstmedewerkster aan het Uwv gerapporteerd dat appellante zowel bij de Stichting als bij Start uitzendbureau verzekeringsplichtige werkzaamheden heeft verricht en dat zij daarvan geen melding heeft gemaakt op de werkbriefjes. Op basis van deze rapportage heeft het Uwv bij in totaal acht besluiten, gedateerd 11 november 2004, 16 november 2004, 3 december 2004, 6 december 2004 en 16 december 2004 de WW-uitkering van appellante met toepassing van artikel 22a, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW met terugwerkende kracht tot 6 augustus 2001 herzien en met toepassing van artikel 36 van de WW een bedrag van € 15.120,88 bruto van appellante teruggevorderd wegens onverschuldigde betaling in de periode van 6 augustus 2001 tot en met 8 augustus 2004.
Bij beslissing op bezwaar van 11 april 2005, zoals gewijzigd bij besluit van 27 mei 2005 (hierna: het bestreden besluit) en voor zover thans van belang, heeft het Uwv zijn besluiten tot herziening van de uitkering met terugwerkende kracht tot 6 augustus 2001 en tot terugvordering van € 15.120,88 bruto gehandhaafd.
3. De rechtbank heeft het beroep van appellante bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
4. In eerste aanleg, noch in hoger beroep heeft appellante betwist dat zij verzekeringsplichtige werkzaamheden heeft verricht in dienst van de Stichting en van Start uitzendbureau, welke zij niet heeft opgegeven. Zij heeft ter verklaring van haar handelwijze aangevoerd dat zij niet wist dat zij die werkzaamheden moest vermelden op de werkbriefjes omdat een medewerker van het Uwv haar had verteld dat zij alleen haar freelancewerkzaamheden moest vermelden. Ter zitting van de Raad in hoger beroep heeft appellante verklaard dat het Uwv ook naar haar inzicht terecht tot herziening van haar uitkering en terugvordering van hetgeen onverschuldigd is betaald is overgegaan. Zij meent echter dat in de terugvordering ten onrechte ook de door haar wel opgegeven uren als freelancer voor het Grotius College zijn meegenomen.
5.1. Gezien de standpuntbepaling van appellante in hoger beroep is het geschil thans beperkt tot de hierboven weergegeven vraag over de omvang van de terugvordering. De Raad zal zijn beoordeling dan ook hiertoe beperken en hij overweegt als volgt.
5.2. Uit de bij de stukken gevoegde specificatie urenoverzicht van het Uwv blijkt dat het Uwv het aantal uren dat hij alsnog heeft gekort op de WW-uitkering van appellante wat betreft haar werkzaamheden bij de Stichting heeft gesteld op het aantal uren waarin appellante daar werkzaam was uit hoofde van de in 2.3. genoemde benoemingen. Van een korting op appellantes WW-uitkering van de door haar opgegeven freelancewerkzaamheden bij de Stichting is geen sprake geweest. Wel heeft het Uwv in de periodes waarin appellante gedurende 3,69 uur per week werkzaamheden verrichtte in dienst van Start uitzendbureau ook deze uren in mindering gebracht op de WW-uitkering en heeft hij alsnog rekening gehouden met de per 1 augustus 2001 uit de dienstbetrekking met Onderwijsstichting Sint Bernardinus ontstane werkloosheid. Naar het oordeel van de Raad heeft het Uwv aldus juist gehandeld.
5.3. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet kan slagen. De aangevallen uitspraak komt daarom voor bevestiging in aanmerking.
6. Voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellante bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom en C.P.J. Goorden en B.M. van Dun als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van L. Karssenberg als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 november 2006.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) L. Karssenberg.
HD
19.10

